Over de goelag, de overkoepelende naam voor strafkampen in de Sovjet-Unie, is relatief weinig geschreven. Anne Applebaum werd bekroond met de Pulitzer voor haar standaardwerk Goelag. Verder hebben Solzjenitsyn en Sjalamov hun ervaringen gedetailleerd opgetekend. In vergelijking met literatuur over de nazikampen is dat eerder mager. Wie hier merkwaardig genoeg onterecht onbekend is gebleven, is Barbara Skarga (1919-2009), de grande dame van de Poolse filosofie, die iets langer dan elf jaar in Russische gevangenschap heeft doorgebracht. Na de bevrijding bundelt haar aantekeningen. In de context van de huidige Russische agressie tegen Oekraïne krijgen haar woorden een nog wrangere betekenis.
Skarga werd geboren in Warschau, kort nadat Polen uit een crisis was geklommen die bijna een eeuw had geduurd en waarin het land compleet van de kaart was geveegd. Haar familie was geworteld in de landadel van Litouwen, waarmee Polen in zijn gouden tijdperk (17de-18de eeuw) een eenheid had gevormd. Ze werd verplicht om elektriciteit te studeren, maar droomde van talen, wiskunde en filosofie. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was ze koerierster bij het niet-communistische verzet. De bevrijding was voor Polen geen bevrijding, maar het begin van een nieuwe bezetting door de Sovjet-Unie. De titel van Skarga's memoires slaat precies daarop.
Op een feestje in 1944 werd ze opgepakt op verdenking van anticommunistische activiteiten. Ze bracht maanden door in Litouwse gevangenissen, werd naar de goelag gebracht, waar ze tien jaar spendeerde, en moest ten slotte anderhalf jaar werken in een kolchoz, een collectieve boerderij, in het uiterste oosten van Rusland.
Hoogleraar
Pas in 1956 kon ze de draad van haar leven weer oppakken, 37 jaar oud, mentaal en fysiek gebroken. Ze voltooide haar studies filosofie en werd hoogleraar. In die hoedanigheid heeft ze toonaangevende werken gepubliceerd. Haar thema's waren het positivisme, het kwaad en de existentiële eenzaamheid. Skarga is nooit pessimistisch of cynisch geworden. Tegenover Heideggers Sein zum Tode (de dood als ultiem oriëntatiepunt) stelde zij Sein zum Höffnung (de hoop als oriëntatiepunt). Ze mengde zich in het publieke debat, ondanks de grimmige situatie in haar land, en sympathiseerde met de vrije vakbond Solidariteit, die tot de politieke emancipatie van Polen zou leiden.
Haar aantekeningen lezen als een nachtmerrie, maar niet op een spectaculaire, sentimentele manier. Ze blijft altijd afstandelijk en rationeel, alsof het niet om haarzelf gaat. 'Je moet de beelden traag uit de donkerte opgraven,' schrijft ze, 'je moet hun kleuren en contouren onthullen, zodat ze opnieuw tot leven kunnen komen, en kunnen helpen om weer andere beelden te vinden.' Rationaliteit heeft haar ongetwijfeld gered. In het kamp bleef ze studeren, voor zover dat kon. Ze leerde Russisch (haar Pools is sterk 'gerussificeerd'), las Russische klassiekers als Dostojevski en Jesenin, maar ook Poolse coryfeeën als Slowacki. Daarover schrijft ze, maar net zo goed over luizen, ziektes, honger, vernederingen, de doden om haar heen, de slaapdeprivatie, de martelingen, de angst voor verkrachting en de manier waarop mensen in gevangenschap omgaan met seksualiteit.
Renaissancevrouw
Filosofe Alicja Gescinska noemt Skarga in haar inleiding een renaissancevrouw: 'Veelzijdig, belezen, gedreven door de intrinsieke waarde van de wijsheid. Daarmee kan Skarga ieder tot inspiratie dienen bij die moeilijke taak waar we allen voor staan: de taak om mens te zijn.' Ze legt het verband met de actualiteit, want nog steeds worden we in Europa geconfronteerd met de Russische retoriek over denazificatie, met honger als wapen, met deportaties die evacuaties worden genoemd, met schijnreferenda en -verkiezingen.
Vertaald door Steven Lepez, De Bezige Bij, 432 blz., 34,99 € (e-boek 16,99 €).
Verberg tekst